
De Castricumse familie LuteDe familie Lute is terug te voeren tot de plaats Rheinberg ten westen van Dinslaken in Duitsland. Ene Jan Janszoon Lute, die waarschijnlijk vòòr 1700 in Rheinberg is geboren, vestigt zich in Oost-Zaandam (ook wel Zardam geheten). Uit zijn huwelijk met Grietje Sijmonsdochter Kramer wordt een zoon Jan geboren. Deze zoon Jan vermoedelijk schipper van beroep trouwt in 1746 met Aaltje Muusdochter Kleef, een schippersdochter uit Limmen. Jan overlijdt op betrekkelijk jonge leeftijd in 1754 in Zaandam en zijn vrouw Aaltje gaat met haar zoontje – ook Jan geheten – weer terug naar haar oorspronkelijke woonplaats Limmen, alwaar haar vader nog woonde. Aan deze zoon Jan wordt 1755 een deel van zijn vaders erfdeel toegewezen. Hiertoe behoorde een visboeier, die voer van Limmen op Amsterdam en een stuk land gelegen in Limmen achter Dampegeest. De jonge Jan is eveneens schipper van beroep; in 1797 raakt hij nog in een proces verwikkeld over het uitbaggeren van de Disseldorpervaart tot de Akerslotersluis. Jan trouwt met Aagje Krammer en mag inwonen in het huis van zijn moeder te Limmen, hij overlijdt in 1803, daarbij 3 minderjarige kinderen achterlatend, Jan, Dirk en Cornelis. Aagje hertrouwt in 1805 met Harmanus Kramer, broodbakker van beroep. Van de 3 zoons worden Jan en Cornelis naar het voorbeeld van hun stiefvader eveneens broodbakker. Dirk wordt boerenknecht en overlijdt ongehuwd op 29 jarige leeftijd. De oudste zoon Jan woont na zijn huwelijk eerst in Warmenhuizen, daarna in Beverwijk. Hij schrijft zijn achternaam eveneens als zijn kinderen consequent met een n op het eind. Omdat hij alleen getrouwde dochters heeft sterft deze tak Luten uit. Het begin van de Castricumse periodeDe jongste zoon Cornelis woont direct na zijn huwelijk in 1815 eerste voor een korte periode in Akersloot en Uitgeest en komt omstreeks 1818 in Castricum wonen, alwaar hij een gedeelte van de boerderij bewoont, die bewoond is geweest door de fa. Steeman aan de Verlegde Overtoom. Deze boerderij – bij de Castricummers beter bekend als het knophuis – was eertijds woning van de Schout en heeft een zeer rijke geschiedenis. Met de komst van Cornelis Lute in 1818 breekt naar verhouding pas laat de Castricumse periode aan en begint de sterke uitbreiding van de familie Lute. Cornelis trouwt voor de eerste keer met Christina Zoontjes, dochter van Baltus Zoontjes. Uit dit huwelijk worden de zoons Jan, Baltus en Pieter geboren. De oudste zoon Jan trekt naar de Zijpe en gaat in Oude Sluis wonen; hij is hier eerst broodbakkersknecht, later nachtwacht en arbeider. Zijn nakomelingen woonden voornamelijk in Alkmaar en zijn betrekkelijk gering in aantal. De tweede zoon Baltus geheten, is vernoemd naar zijn grootvader van moederskant. Met hem is de voornaam Baltus (Balthazar) in de familie Lute gekomen; een naam die nog steeds kenmerkend is voor de familie Lute. De naam ‘Bal’ Lute komt in Castricum op een gegeven moment zo vaak voor, dat via de bijnamen ‘Kleine Bal’, ‘Kouwe Bal’ en ‘Grote Bal’ er enig onderscheid wordt verkregen. Baltus Lute woonde eveneens in het Knophuis en heeft veel afstammelingen in Castricum en verder enkele families in Limmen en Amsterdam. De derde zoon Pieter is ongehuwd op 23 jarige leeftijd overleden. Na het overlijden van Christina Zoontjes hertrouwt Cornelis Lute met Grietje Wijlaards, dochter van Anthonie Wijlaards. Uit dit huwelijk worden 2 zoons geboren, namelijk Anthonie (Toon) en Hendrik. Anthonie, de 4e zoon dus van Cornelis, heeft eveneens veel nakomelingen in Castricum (vooral Schulpstet en Zanderij); verder nog verspreide families in Haarlem en ’s Graveland. Nog steeds komt de naam Toon in deze familie veel voor. De 5e zoon Hendrik trekt omstreeks 1850 als boerenknecht naar Egmond Binnen; zijn nakomelingen wonen nog overwegend in Egmond Binnen. |
